Nederlands leraar

Das ist klar!

28-07-2016

Blog

Wie Bitte? = Sorry, wat zeg je?

Tijdens de conversatieles Nederlands die ik aan een Duitser geef, kwam ik de volgende woordverwarringen tegen.

‘Als ik 20 Jahre war’…………….dat klopt niet in het Nederlands. ‘Als ik 20 jaar ben’….dan….dat kan wel natuurlijk, maar in de verleden tijd;

‘Toen ik 20 jaar was……………’

Natuurlijk komt met een Duitser het voetbal even ter sprake, we waren het erover eens, een slap toernooi dit jaar met saai voetbal. De Duitsers gebruiken het Engelse woord ‘Match’ voor wedstrijd.

‘Für alle’ = voor alle mensen, zou kunnen maar hier wordt natuurlijk bedoelt: ‘voor iedereen’

Goedkoper dan = billiger als………….Het gebruik van ‘dan’ en ‘als’ verschilt ook nogal met het nederlands.

Onderscheid maken = verschil maken. Interessant is, dat je in het NL wel kunt zeggen: ‘ik maak onderscheid tussen goed en kwaad’. Je kunt wel onderscheid maken in de zin van ‘kiezen tussen’, je kunt zelfs een ‘onderscheiding’ krijgen, maar onderscheid maken, dat kan dan weer niet.

Anliefern = bezorgen. Je kunt wel de goederen laten leveren of bezorgen, maar ‘aanleveren’, nee dus.

Speziel = vooral. Je kunt wel iets speciaals kopen of willen of hebben, maar als je in de vakantie veel zon wilt hebben, dan wil je naar een land waar vooral de zon schijnt, dat is het belangrijkste. Je wilt dan ook vooral geen gedoe, vooral geen gezeur.

Letzte woche = geen laatste week maar vorige week. Volgende week is nächste Woche. Vreemd genoeg kun je wel zeggen; ‘es geht um folgendes’, te vertalen met; ‘het gaat om het volgende’, maar geen volgende week dus.

Reparaturen zijn reparaties, dat scheelt maar weinig.

Reclamieren = terugbrengen; ruilen of geld terugvragen.

Das ist klar! = dat is niet klaar, in de betekenis van ‘af’ maar het is helemaal duidelijk wat de bedoeling is, in het Nederlands wordt hiervoor soms logisch voor gebruikt.

Mogelijkheid = möglichkeit

Mogelijkheden zijn geen mogelijkheiden!

Einige Abteilungen = enkele/een paar afdelingen

Die Jungs haben sich ein Fiets geteilt – gingen samen fietsen

Eraf gevallen = herunter gefallen

Unfall = ongeluk / ongeval

Merken = onthouden . Das muss ich mich merken, oftewel; dat moet ik onthouden.

Dat werkt niet voor mij = dan kan ik niet, dan heb ik geen tijd.

Gefasiliteerd = gefeliciteerd.

Camping gemacht = niet; camping gedaan, maar gekampeerd.

Anstrengend = vermoeiend