Nederlands leraar

De Trappisten

16-04-2012

Blog

We gingen met ons gezin naar Broeder Placidus, de broer van m’ n oma die in het trappistenklooster in Zundert woonde, het plaatsje waar Vincent van Gogh ooit geboren was. Toen hij een jaar of vijftien was wilde hij de wijde wereld in. Hij stapte s’ morgens op z’n fiets in Zeeland en s’avonds kwam hij in Zundert aan en vroeg bij het klooster of hij kon blijven overnachten. Hij is nooit meer weggegaan, het beviel hem er dus goed en hij was bijzonder vrolijk en opgewekt, maar straalde tegelijkertijd een zeldzame rust en vreugde uit. Zijn presentatie was indrukwekkend voor mij als tiener; hij had een wit -zwarte pij en droeg een dik touw om zijn middel.

Z’n dagen hadden een vast patroon.; s’ morgens om vier uur het eerste gebed, dan de dieren op de boerderij verzorgen en dan het gebed. Vervolgens werd er op het land gewerkt. Een bescheiden bestaan. Middageten, gebed. Dan in de bierbrouwerij werken, gebed. Avondeten, gebed. Mediteren. Vroeg naar bed.
Hij was de laatste jaren wat losser geworden, jarenlang heerste zwijgplicht, er werd dus niet gepraat, behalve het noodzakelijkste gefluisterd. Twintig jaar lang had ons ‘Omke’ gezwegen. Nu is het meeste gepraat dat je dagelijks hoort overbodig, evenals de meeste informatie. In het klooster kwamen er ook geen mediaberichten binnen. Daar valt op zich wel wat voor te zeggen.

Materiële luxe vond hij overbodig, op zijn tachtigste verjaardag kreeg hij van zijn familie de door hem gevraagde fiets. Hij fietste graag en heeft de laatste jaren van zijn vredige leven nog veel gefietst.

Waar hij kwam te liggen als hij dood ging, wist hij ook al. Hij liet ons het plekje op de kleine begraafplaatsje buiten het klooster zien; ‘daar onder die boom, mooi hè?