Nederlands leraar

Eilsleben

5-06-2012

Blog

Helmstett 1990; op de autobaan aan de voormalige grens tussen west- en Oost-Duitsland staan hoge uitkijktorens. Vorig jaar stond hier nog de ‘Grens-Polizei’ gewapend met verrekijker en geweer in de aanslag de ‘Deutsche Demokratische Republik’ te bewaken. Nu stonden de torens te wachten op hun sloop. We waren op weg naar Dessau, waar m’ n vader een fabriek van de Treuhand had gekocht, de instantie die vroegere staatsbedrijven aan westerse bedrijven verkocht. Even later reden we door het dorpje Eilsleben.

De autobanen in de voormalige DDR, in de volksmond ‘Adolfwegen’ genoemd, bestonden uit betonnen blokken en maakten een ‘kadoen- kadoen’ geluid als je er met de auto overheen reed. Vijfenvijftig jaar geleden bestreed Adolf o.a. met wegenbouw succesvol de werkeloosheid in Duitsland en maakte zich daarmee zeer geliefd onder het volk. Waar de ‘Adolfwegen’ niet lagen, zaten de wegen vol met gaten. We stonden vaak in de ‘Stau’, want overal werden nu de wegen verbreed en opnieuw geasfalteerd.

M’ n vader aan het stuur, in gedachten verzonken, zei; ‘De dorpjes zijn precies als de dorpjes in het westen, zestig jaar geleden’. En even later; ‘De Oost-Duitsers zijn het zwaarst gestraft voor de oorlog, ze zijn nu pas bevrijd’. Veertig jaar socialisme had een failliet en zwaar vervuild land met een geestelijk kapotgemaakte bevolking achtergelaten.

Om ons heen was het verval duidelijk zichtbaar; alles grauw, grijs en donker. Troosteloze woonblokken en huizen met afgebladderde gevels, metershoog onkruid, scheefgezakte muren en verroeste hekken. Ook de grote vuilnisbakken waren verroest, rokend van het smeulende afval stonden ze brutaal te stinken langs de straten. Maar het ergste was de andere stank, die van bruinkool, een alles doordringende, misselijkmakende stank. In dikke walmen kwam het uit de schoorstenen. Soms zag ik een bleek huisvrouwtje in bloemetjes- keukenschort, die bruinkolen naar de kelder droeg. Dacht je zomers van de bruinkoolstank af te zijn, bleef nog de stank van Trabanten. Armzalige plastic autootjes met tweetaktmotor, die een walm van stank achter zich lieten. Arme Ossies, bijna 40 jaar in een stinkende gevangenis gezeten.

Ik sprak een metselaar, die een paar maanden voor de ‘Wende’ zijn Trabant bij de Tsjechische grens in de bossen had achtergelaten om zo het land, net als tienduizenden landgenoten. Een paar jaar had hij in het Westen gewerkt, een tweedehands Opel Vectra gekocht, en daarmee naar zijn vroegere woning in Oost-Duitsland was teruggekeerd. Toen hij thuiskwam bleek de auto niet in zijn garage te passen, deze was, als alle garages in de DDR, op Trabanten gebouwd en dus te klein.