Nederlands leraar

Koninginnedag 1992

30-04-2012

Blog

Dit jaar wilde ik Koninginnedag eens anders vieren. Niet weer die rommelmarkt op om tussen de bakoliestank in een mensenmassa naar prularia te kijken. Nee, dit jaar ging ik samen met m’n buurman Rob rustig het water op. Ik had m’n bootje er uitstekend op voorbereid. Een moter die liep als een zonnetje en een van frisse verf stralend bootje lagen op ons te wachten in het ochtendgloren van de dertigste April. Bijtijds voeren we weg. Via de Amstel naar de Herengracht. Het prachtige weer en de rust die van het water uitging zorgden voor een serene gelukzaligheid die ons in hogere sferen deed vertoeven. Stilte. Spreken was overbodig. Een enkele boot die ons voorbijkwam. Terugwuiven. Het zonnelicht weerkaatste in het kabbelende grachtenwater. De gevels van de grachtenpanden waren op z’n mooist vanuit het water gezien. Het zacht gonzen van het motertje als begeleiding. De Herengracht was lang. Toch kwam er een eind aan en moesten we links de Brouwersgracht in. Van de Brouwersgracht kwam een lange platte dekschuit die aanstalten maakte om de Herengracht in te gaan. Nam hij de bocht nu buitenom of binnendoor? Buitenom of binnendoor? Degene die de dekschuit voer moet waarschijnlijk hetzelfde van mij gedacht hebben. Ondertussen stevenden we kaarsrecht op elkaar af. Er was geen houden meer aan; de dekschuit raakte m’n bootje zo, dat deze gelijk bakzeilde en binnen de kortste keren onder water verdween. M’n buurman kon meteen op de dekschuit overstappen, maar ik zwom nog naar m’n kamera toe die ik in m’n rugzak op het water zag drijven. Toen ik daarna achterom keek, zag ik nog net de punt van m’n bootje onder water verdwijnen, begeleid door het motertje dat zelfs onder water nog doordraaide. Daar stonden we dan op de dekschuit. Bootje weg. De dekschuit werd gelukkig bemand door een aantal behulpzame jongeren die meteen hun hulp aanboden om het bootje weer boven water te halen. Met behulp van een lange paal met haak die we van de waterpolitie konden lenen (voor meehelpen hadden ze zogenaamd geen tijd) konden we eerst de boot opzoeken en naar de kant slepen. Toen was het zaak de boot omhoog te krijgen. Aangezien de dekschuit met twaalf jongens en meisjes bemand was en iedereen er een andere mening op na hield over hoe de boot het beste boven te krijgen was, begon een eindeloze discussie. Resoluut besloot mijn buurman Rob een touw aan de boot vast binden, kleedde zich uit tot zijn onderbroek en dook het grachtenwater in. Het lukte, na een duik of vier, ook nog. Toen begon pas het zwaardere werk. Met een zestal jongens trokken we beurtelings touw aan de voor- en achterkant van de boot. Centimeter voor centimeter kwam de boot heel langzaam omhoog. Om zes uur s’avonds zagen we eindelijk de boot hoog komen.
Of ik mijn boot nu ‘Titanic 2′ ging dopen, vroeg iemand. “de Titanic is niet boven water gehaald en mijn boot wel’ was mijn antwoord. Waarop we met de hele groep een biertje gingen pakken op de goede afloop.