Nederlands leraar

Bazooka’s en Pijltjes schieten, Harold ook!

12-07-2020

Blog

Leuk boek, dat van Harold Hamersma; ‘Onder de rook van de Heineken – een jeugd in de Pijp’. Naast dat de man al een fantastisch beroep heeft als wijnproever, kan hij ook nog goed schrijven. Heel herkenbaar. Zoals hij de spelletjes beschrijft die hij als jongen speelde. De Bazooka kauwgum met het stripverhaaltje erin, die hij in ene boekje plakte. De Bazooka kauwgum was een nationale aangelegenheid, ook in Soest, waar ik mijn jeugd doorbracht, was de Bazooka kauwgum populair. Knalroze was-ie en het was een flinke hap waarmee je bellen kon blazen. Voor een stuiver bij het winkeltje in het zwembad, naast de salmiakstaaf en de veterdrop. Ik kom dan weer meteen terug in die tijd dat je zomers de hele dag in het Soester Natuurbad doorbracht. Het raketijsje en de spekkies maakten, naast vele andere lekkernijen, ook deel uit van het assortiment. Het was meestal warm en zonnig en je werd gedurende tien minuten bijna platgedrukt voordat je aan de beurt was. Van tevoren had je al beslist, anders duurde het te lang. Andere kinderen stonden vaak lang te twijfelen, waardoor de wachttijd nog langer werd. Had je hem dan eindelijk bemachtigd en was het je gelukt om uit het gedrang weer tevoorschijn te komen, dan wachten je vriendjes op je om te kijken wat je had. Ja, Bazooka’s waren er ook vaak bij.
Daarmee gepaard kwam de jaarlijkse controle van de tandarts en ja hoor, daar waren de eerste gaatjes. Over het verband tussen al dat zoete snoepgoed en de kwaliteit van je gebit werd in die tijd niet gerept.

Wat ik ook erg mooi vond, was Harold Hamersma’s beschrijving van het pijltjes schieten met een plastic elektriciteitsbuisje. Precies zoals wij deden, repen papier uit een tijdschrift die je half onder je broeksriem stak en waarmee je de pijltjes draaide, de punt met tuf in je mond vastplakken. Mikken op dameskapsels, zoals Hamersma dat beschrijft, deden we niet, want die waren er bij ons niet genoeg voorhanden. We mikten wel op openstaande ramen van huizen en vooral die van de fabriek Heugavelt tapijttegels, onze buurman. Daar stonden genoeg ramen open om er lekker op te mikken, totdat een of andere kantoorpief boos tegen ons begon te schreeuwen. Vonden we lachen. Nog meer lachen werd het met het witte bessen schieten, je kon ze zo plukken van de vele struiken, meestal plukten we eerst een emmertje vol om dan een geschikt mikpunt te vinden. Het leuke van de witte bessen was dat ze zo mooi op het raam uit elkaar konden spatten. Je kon ze ook lekker hard schieten en het maakte een mooi ‘plop’geluid.
Spannend werd het als we, brutaal geworden, over het hek heen klommen en pontificaal, voor de ramen staand, begonnen te schieten, grote hoeveelheden, zodat het voor diegene aan de andere kant van het raam steeds moeilijker werd om naar buiten te kijken. Hoogtepunt was altijd, wanneer iemand met een stofjas aan en een knalrood hoofd van de woede, naar buiten stormde om ons weg te jagen. ‘Goh, wat was jij snel over dat hek heen!, zei een vriendje me eens. Je vloog er gewoon overheen!’.