Nederlands leraar

Archive for april, 2012

Terras van ‘de IJsbreker’ aan de Amstel, waar het goed toeven is. Daarna op de Magere Brug naar de boten kijken met deejays en dansende oranje mensen erop.
Vervolgens naar de Apollolaan, waar het aanbod, evenals de buurt, rijk is. Relaxed sfeertje.
Onze oogst van Koninginnedagvrijmarkt 2012;
• een mooi oranje hemd met korte mouwen- 1 Euro
• vier Herman Brood expresso kopjes – 6 Euro
• CD’s (Lou Reed, Stones en David Byrne) – 5 Euro
• Een spijkerrokje van Replay – 3 euro
• Een zomerjurk – 3 euro
• Een Madonna T-shirt – 2 euro

Dit jaar wilde ik Koninginnedag eens anders vieren. Niet weer die rommelmarkt op om tussen de bakoliestank in een mensenmassa naar prularia te kijken. Nee, dit jaar ging ik samen met m’n buurman Rob rustig het water op. Ik had m’n bootje er uitstekend op voorbereid. Een moter die liep als een zonnetje en een van frisse verf stralend bootje lagen op ons te wachten in het ochtendgloren van de dertigste April. Bijtijds voeren we weg. Via de Amstel naar de Herengracht. Het prachtige weer en de rust die van het water uitging zorgden voor een serene gelukzaligheid die ons in hogere sferen deed vertoeven. Stilte. Spreken was overbodig. Een enkele boot die ons voorbijkwam. Terugwuiven. Het zonnelicht weerkaatste in het kabbelende grachtenwater. De gevels van de grachtenpanden waren op z’n mooist vanuit het water gezien. Het zacht gonzen van het motertje als begeleiding. De Herengracht was lang. Toch kwam er een eind aan en moesten we links de Brouwersgracht in. Van de Brouwersgracht kwam een lange platte dekschuit die aanstalten maakte om de Herengracht in te gaan. Nam hij de bocht nu buitenom of binnendoor? Buitenom of binnendoor? Degene die de dekschuit voer moet waarschijnlijk hetzelfde van mij gedacht hebben. Ondertussen stevenden we kaarsrecht op elkaar af. Er was geen houden meer aan; de dekschuit raakte m’n bootje zo, dat deze gelijk bakzeilde en binnen de kortste keren onder water verdween. M’n buurman kon meteen op de dekschuit overstappen, maar ik zwom nog naar m’n kamera toe die ik in m’n rugzak op het water zag drijven. Toen ik daarna achterom keek, zag ik nog net de punt van m’n bootje onder water verdwijnen, begeleid door het motertje dat zelfs onder water nog doordraaide. Daar stonden we dan op de dekschuit. Bootje weg. De dekschuit werd gelukkig bemand door een aantal behulpzame jongeren die meteen hun hulp aanboden om het bootje weer boven water te halen. Met behulp van een lange paal met haak die we van de waterpolitie konden lenen (voor meehelpen hadden ze zogenaamd geen tijd) konden we eerst de boot opzoeken en naar de kant slepen. Toen was het zaak de boot omhoog te krijgen. Aangezien de dekschuit met twaalf jongens en meisjes bemand was en iedereen er een andere mening op na hield over hoe de boot het beste boven te krijgen was, begon een eindeloze discussie. Resoluut besloot mijn buurman Rob een touw aan de boot vast binden, kleedde zich uit tot zijn onderbroek en dook het grachtenwater in. Het lukte, na een duik of vier, ook nog. Toen begon pas het zwaardere werk. Met een zestal jongens trokken we beurtelings touw aan de voor- en achterkant van de boot. Centimeter voor centimeter kwam de boot heel langzaam omhoog. Om zes uur s’avonds zagen we eindelijk de boot hoog komen.
Of ik mijn boot nu ‘Titanic 2′ ging dopen, vroeg iemand. “de Titanic is niet boven water gehaald en mijn boot wel’ was mijn antwoord. Waarop we met de hele groep een biertje gingen pakken op de goede afloop.

Auto’s

29.04.2012

Blog

Ik heb ze gehad; auto’s. Al je geld ging erin zitten, blij dat ik er geen meer heb. Is trouwens toch onbetaalbaar geworden, met die benzineprijzen van tegenwoordig. Zeker als je ook nog een woning moet huren in Amsterdam voor 1000 Euro per maand.

Ik kocht natuurlijk alleen tweedehands. Mijn eerste was een Opel Rekord, die ik kocht voor 600 gulden. Een jaar ben ik er mee rond gereden. Daarna viel mijn keuze op een Peugeot 205 Diesel, die ik voor 1750 gulden kocht. Hier heb ik ook een jaar mee gedaan, ik ben er met mijn toenmalige vriendin ook mee naar Rome op en neer gereden.

Mijn toenmalige docent Nederlands had een Peugeot 404 voor me in de aanbieding voor 400 gulden. Een automatic, bordeaux- rood met van die vleugeltjes als achterlampen. Hij zweefde over de weg, heerlijke auto. Na twee jaar moest ik hem naar de sloop brengen wegens problemen met de koppeling. Daarna kreeg ik een Opel Ascona voor 200 gulden, waarmee ik met mijn zus, haar vriend en vriendin, op vakantie naar Portugal ben gereden.

Ik kan me herinneren dat ik hierna voor 600 Euro een witte Peugeot 305 heb gehad, waarmee ik met twee vriendinnen uit Ede naar Amsterdam ben gereden, alwaar we de bloemetjes buiten zouden gaan zetten. Ik weet nog hoe we s’ nachts vol enthousiasme naar het strand reden om daar de zon op te zien komen. Op het strand aangekomen realiseerden we ons dat de zon in het Oosten opkwam. Onderweg gaf de witte 305 er de brui aan en werden we door de ANWB naar huis gebracht.

Vervolgens stapte ik over op de Citroen 2cv, oftewel de Lelijke Eend. Ook dit was een aanschaf van 200 gulden en ook met deze auto heb ik het een jaar uitgehouden. Het was een prettig karretje, een eend bestel met bijbehorend gemak dat ik erin kon blijven slapen als ik weer eens was wezen stappen in Amsterdam. Voor een reisje naar Vlieland met mijn vriend bleek hij ook uitstekend geschikt, we konden onze fietsen achterin meenemen. Helaas werd hij door de politie in Amsterdam- Oost in beslag genomen omdat de knalpijp er vanaf gevallen was.

Een tweede eend, een groene, bracht minder geluk. Voor 900 gulden aangeschaft, hield hij het maar een paar maanden uit, een miskoop van jewelste. Toch ben ik er nog met vrienden mee naar het popfestival Torhout- Werchter in Belgie op en neer gereden.
De Simca die ik daarna had gekocht voor 500 Euro was eveneens een miskoop van jewelste, na een paar maanden rijp voor de sloop.

Het werd tijd voor een echte auto, dacht ik. Mijn keuze viel op een Alfa Romeo Guilietta Nuova 1,6 voor 1000 gulden. Geweldig power, houten dashboard en stuur, tof vijf versnellingen pookje, kortom hij deed het goed bij de meisjes. Voornamelijk hard mee gescheurd met die bak. Amsterdam- Amersfoort in vijfentwintig minuten, het betere scheurwerk. Geen auto om bij in slaap te vallen. Nodigde uit tot een wat agressievere rijstijl.

In de tien jaar dat ik in Duitsland woonde heb ik vier auto’s versleten. De witte Citroen BX 16E, die ik voor 2000 gulden gekocht hield het bijna drie jaar uit, ik ben er toch zeker veertig keer naar Dessau (600 km) mee op en neer gereden. Daarna volgde nog een witte BX, want hij reed zo lekker. Ingeruild moest ik er nog een 800 DM op toeleggen. Twee jaar in gereden, zo’n dertig keer Dessau – Amsterdam, veel uitstapjes in Oostenrijk. Een reis naar Polen om de versnellingsbak te laten wisselen voor 500 DM. In Duitsland kostte eenzelfde reparatie twee keer zo duur. Inmiddels woonde ik in München en na vele reparaties bracht ik hem naar de sloop.

Voor 900 DM kocht ik een donderbruine Opel Omega Automatic die ik na een jaar uiteindelijk inruilde voor de duurste auto die ik uiteindelijk ooit kocht; voor 4000 Euro werd ik eigenaar van een donkergroene Opel Omega waarmee ik enige vakanties met veel plezier heb meegemaakt. Naar de Elzas in Frankrijk, naar Joegoslavie en een aantal keren naar Oostenrijk. Na een paar jaar reed ik hem op een avond twintig km voor Rotterdam total-loss omdat ik uitweek voor een knalpijp die op me af kwam van de auto die voor me reed. Ik knalde tegen de betonstrook aan de kant van de snelweg op, daarna naar de andere kant met dezelfde betonnen zijwand. Kon er nog net mee thuis komen, uitgestapt schrok ik van de aangerichte schade die ik niet meer kon verhalen.
Een grijze Citroen BX automatic heb ik ook nog een half jaar gereden. Toen was het eventjes genoeg tot de volgende en voorlopig laatste miskoop; een paarse Renault Megane, die ik van mijn turkse collega in Huizen kocht. Na twee maanden rijp voor de sloop.

Nu heb ik het even gehad met auto’s; al je geld gaat erin zitten. Blij dat ik er geen meer heb.
Ik maak nu dankbaar gebruik van de Connect Car huurauto die bij mij om de hoek staat. Voordeel; geen reparaties, geen belasting en altijd een parkeerplaats. Je betaald ook alleen maar als je hem gebruikt en dat ik alleen als ik naar verjaardagen of feesten buiten Amsterdam ga. In Amsterdam ben je nog het snelste en voordeligste op de fiets. Blijf je ook nog lekker in beweging.

We gingen in de zomervakantie weer naar de Côte D’Azur, de Méditerranée, oftewel de Middellandse Zee. Het neusje van de zalm voor de zomervakantie. Dit keer met de trein en de auto op de trein.

Mies Bouwman zat ook in dezelfde trein, zo hoorden we al snel. Mies! We keken elke Zaterdagavond trouw naar ‘één van de Acht’ en deden altijd ons best om zoveel mogelijke dingen te onthouden die op de lopende band voorbijkwamen. En nu zat die goedlachse, lieve Mies zomaar bij ons in de trein! Ik moest en zou een handtekening halen. Onderweg wist ik in welke treincoupé ze zat en ging er naartoe met een blocnootje en pen. Even stond ik te twijfelen, daarna schoof ik resoluut de deur van haar treincoupe open en vroeg haar ‘mag ik misschien uw handtekening?’.
‘Ja hoor!’, zei Mies stralend en zette haar handtekening op het door mij aangereikte blocnootje.
‘Alsjeblieft!’ zei ze met haar van tv bekende stralende glimlach.

Het bleek dat de familie Bouwman in het hotel naast de onze verbleef. Het hotelzwembad met duikplank bezocht ik meermaals. Ze zat dan met haar gezin soms ook aan het zwembad en dan maakte ik zo mooi mogelijke duiken van de duikplank om indruk te maken op haar dochters. Hun aanwezigheid had mijn fantasie op hol gebracht. Dat ik niet kon trouwen met Mies, helaas. Maar misschien wel met een dochter van haar, zo dacht ik als naïef twaalfjarig jochie.

De vakantie was helemaal geweldig, met de ingrediënten die het het voorgaande jaar ook al zo goed deden; zon, strand, waterskien en flaneren op de boulevard.

We gingen op zomervakantie naar Zuid-Frankrijk, St. Martin- Vésubie, een mooi bergdorpje nabij de Cote d’Azur. Het waren gouden tijden, de rijke jaren zeventig; Pa had zojuist een snoek aangeschaft, ook wel strijkijzer genoemd, de mooiste Citroen ooit gebouwd. De blikken appelmoes werden zorgvuldig opgestapeld achterin de koffer. De auto achterbank was bezet door mij, twee broers en een zusje. Na een nacht rijden met afwisselend pa en ma als chauffeur, kwamen we de volgende dag in het hotel aan. Bij het avondeten werd al snel duidelijk waarom we de blikken appelmoes hadden meegenomen. Dit schepte ik en mijn broers en zus over het franse eten zodat het tenminste nog smaakte. Elke avond stond ik met een blik appelmoes van Hero bij de keuken te vragen het te openen met een blikopener.

Overdag gingen we met de snoek door de haarspeldbochten naar het strand, een belevenis op zich. Op het strand installeerden we eerst mijn moeder die het liefst de hele dag lag te zonnen met een ligstoel en een parasol. Wij verbrachten de meeste tijd met het varen op watertrapboten en de zogenaamde ‘Gondola’, een witte platte boot in de vorm van een gondel, voorzien van peddels. Daarnaast hadden we ook nog een opblaasboot meegenomen. Na twee dagen had mijn ene broer een knalrode rug die moest worden ingesmeerd met uienzalf.

S’ middags aten we op het strand op een terras onder een rieten dak. Gebakken visjes met salade en limonade. S’ avonds op de boulevard gingen we flaneren, zo heette dat. Ik vond het wel wat hebben, dat flaneren. Tal van afrikanen boden hun waar aan, houten maskers en tassen. Voordat ik er erg in had zat er een aapje op mijn schouder en werd er een foto van mij en het aapje gemaakt. Ik zag de foto niet lang geleden nog eens in het foto – album. Het aapje keek een beetje verschrikt en ik had nog een suikerachtige bol niet helemaal opgegeten, mijn mond zat vol en ik kon de suiker niet eens van mijn lippen afvegen, zo snel ging het.

Het stoerste was het waterskiën. Behoorlijk spectaculair vonden we dat, mijn broers en ik. Op brede ski’s met een touw achter een motorboot aan. Ik vond het niet eens zo moeilijk, kwestie van goed vasthouden en rechtop blijven staan.

Roemenië

25.04.2012

Blog

Het moet in de jaren zeventig geweest zijn dat we met de familie een wintersportvakantie doorbrachten in dit land, waar toen nog Ceausescu de scepter zwaaide. Van het vliegveld naar het hotel viel me op dat er geen neon- reclames te zien waren, het aantal straatlantaarns was ook beperkt. In de hotel lounge hingen types rond die graag geld wilden wisselen, tegen een veel gunstiger koers dan de officiële.
Toen we de volgende dag terugliepen van de piste naar het hotel werd er aan een spoorlijn gewerkt, dichterbij gekomen zag ik dat het vrouwen waren die in de grond stonden te graven en bielzen legden. Vreemd vond ik dat. Verderop nog een bouwwerk waar soldaten in uniform aan het werk waren. In de wintersportgebieden in Oostenrijk, waar we tot nu toe op vakantie gingen, deden vrouwen en soldaten dit soort werk niet.

Met kerstmis aten we berenvlees in het restaurant, een paar zigeuners speelden heel mooi viool aan onze tafel.

Ik ging met mijn vriend naar Londen, we waren 15 jaar. De boot vertrok om 10 uur s’ avonds en zou om 6 uur de volgende ochtend in Dover aankomen, vanwaar we met de trein naar Londen zouden vertrekken. Slaapplaatsen waren ons te duur. Mijn vriend wilde liever een nachtje doorzakken, maar tegen een uur of twee had ik het gehad met het bier en ging op zoek naar een slaapplaats. Na een aantal deuren op de slaapafdeling op goed geluk geopend te hebben, was het ineens raak; daar lag stralend wit beddengoed keurig op stapeltjes heerlijk te ruiken in de grote linnenkast. Ik bedacht me geen moment, kleedde me uit en nestelde me behaaglijk tussen het fris ruikende linnen, waarna ik meteen in een diepe slaap viel. Tegen zes uur kwam ik uitgeslapen en opgewekt aan dek en zag de Engelse kust naderbij komen. M’ n vriend kwam naast me staan, bekaf na de hele nacht aan het bier.

De verhalen ken ik nog uit mijn hoofd. M’ n vader vertelde ze voor het slapengaan. Ik hing aan z’n lippen. Onrustig lag ik nog lang na te denken over de bijna onmogelijk spannende avonturen van de Baron. Later kwam daar het filmpje bij van Technicolor. Filmpjes, eigenlijk plaatjes op een rolletje, de beelden te wisselen door aan de projector te draaien. Licht uit en projector aan, behalve een klein lampje om de bijbehorende teksten bij de plaatjes te kunnen voorlezen. Het was vóór de tijd van de kleurentelevisie.

Hoe de Baron in een moeras verzeild was geraakt waar hij langzaam in wegzakte. Resoluut trok de Baron zichzelf aan z’n haren omhoog, het paard tussen z’n benen geklemd met zich mee omhoog trekkend.

Hoe de Baron na een lange reis door Rusland in een sneeuwstorm terechtkwam, een spitse paal vond, zijn paard eraan vastmaakte en ernaast ging slapen. Toen hij de volgende dag wakker werd hoorde hij paardengehinnik, keek om zich heen maar zag niks. Het gehinnik kwam van boven. Zijn paard hing aan de punt van de kerk te bengelen. De sneeuw rondom de kerk was gesmolten en de spitse paal van de vorige avond bleek de kerkspits te zijn geweest.

Hoe de Baron in een bos aan het jagen was en een hert wilde schieten, maar dat zijn munitie op was. Hij nam een kersenpit en schoot daarmee op het hert. Een jaar later kwam hij terug in hetzelfde bos. Daar zag hij hetzelfde hert weer, maar nu met een groot gewei, wel een eigenaardig gewei: er groeide een kersenboompje in.

Hoe de Baron bij de belegering zelf op een kanonskogel plaatsnam om de versterkingen van de vijand te kunnen bekijken.

Hoe de Baron in de oneindige Russische sneeuwvlaktes ronddoolde. In een arreslee getrokken door vier paarden. In volle galop, achterna gezeten door een kudde hongerige wolven. Een voor een sprongen de wolven op de paarden en vraten ze op.
Op het volgende plaatje zagen we de wolven in plaats van de paarden de arreslee trekken, de Baron sloeg erop los met zijn zweep.

Tijdens een bezoek aan de Biergarten zat een Engelsman bij ons, enkele Nederlanders, aan tafel. Geamuseerd luisterden we naar het verhaal van de Engelsman. Droge humor. Tijdens zijn lange verhaal moesten we voortdurend glimlachen. Mijn Duitse vrienden niet. Toen de Engelsman uit was verteld, vroeg een Duitse vriend: ‘en wat is nu de clou?’.
Er was geen clou. Dit was het. De Duitser was ingesteld op hard lachen of serieus zijn. Niets ertussen in.

‘Geen cent teveel hoor!’ zei het Zeeuws meisje altijd om de gelijknamige margarine aan te prijzen. Albert Heijn blijft op de kleintjes letten. Op regenachtige zondagmiddagen hielp ik mijn moeder bij het inplakken van spaarpunten van Douwe Egberts, Pick-Wick thee, Blue Band en Bolletje Beschuit, zorgvuldig werden de zegels in een puntenboekje geplakt, voor kopjes of servies.
Als kind spaarde ik vroeger sleutelhangers uit de serie ‘Swiebertje’ die om flessen Dubro afwasmiddel hingen, speldjes die je bij de Fina benzinepomp kreeg en in een speciaal speldjesboek kon steken. Later kwam de Shell met de ruimtevaartmunten, het was in 1968, de tijd van de landing op de maan.
Ook spaarde ik postzegels, suikerzakjes, sigarenbandjes en lucifersdoosjes. Mijn ene broer spaarde munten, m’n andere postzegels. Vermoedelijk gaf hij mijn moeder het idee voor een verjaardagskado; enveloppen met eerstedagafstempelingen. Mijn broer was aanmerkelijk enthousiast voor dit fenomeen.
Eigenlijk is de eerstedagenvelop door de verzamelaars zelf bedacht. Want zij waren het die in de eerste decennia van het bestaan van de postzegel in Nederland op het idee kwamen om op de dag van uitgifte een brief te verzenden en te bewaren. Dit leverde een stille getuige op van de geboorte van de nieuwe postzegel, compleet met adres en gedateerde stempel. Al snel werd het verzamelen van enveloppen met eerstedagafstempelingen een populaire bezigheid onder de pioniers van de vaderlandse filatelie.
Ik kreeg een mooi nieuw album, speciaal voor de eerstedagafstempelingen. ‘Goed bewaren, wordt later veel geld waard’, was het devies van mijn broer. Ik vond er niet veel aan, zo’n envelop met een stempel, maar vond het ook flauw om dit te zeggen dus deed ik maar of ik het leuk vond. Ik weet nog dat ik jaren later eens mijn kast op ging ruimen en toen dit album weer tegenkwam, die ik na mijn verjaardag nooit meer ingekeken had.
Iets dergelijks had ik met de sigarenbandjes. Een oom gaf me eens zijn verzameling sigarenbandjes kado. Prachtige grote plaatjes met paarden en soldaten in historisch uniform erop, deze lagen op de sigaren in het doosje met ‘bolknakken’, dikke kortere sigaren van Agio die destijds nog zeer geliefd waren. Ik kreeg zijn volledige verzameling, een volgeplakt album en een schoenendoos vol sigarenbandjes kado. Ik heb het in de kast gelegd en er nooit meer naar omgekeken. De lol was er voor mij vanaf. Je moet er wel wat voor doen.