Nederlands leraar

Archive for mei, 2012

Dat jolig betuttelende copy-writers stijltje. Het spoorboekje van de NS begint zo:

‘Het spoorboekje is zo moeilijk. Dat is waar. Zeker als je er hals over kop in begint te bladeren. Maar er zit echt systeem in. Zullen we even?’

De hele inleiding is overbodig. Begin gelijk met de handleiding en laat die leuterpraat achterwege! Ik wil niets met de spoorwegen, ik wil alleen op tijd met de trein mee. De fout zit in de woorden:

‘Maar er zit echt systeem in’.

Wat veronderstellen de spoorwegen eigenlijk? Dat ik mijn goeie geld op de toonbank leg voor een boekje waarvan ik bij voorbaat weet dat er geen systeem in zit? Dat de vertrektijden op volkomen willekeurige en chaotische wijze zijn aangegeven? Alleen met systeem heeft zo’n boekje nut, dat begrijpt een kind, maar als je in de aanhef leest dat er echt systeem in zit begin je toch te twijfelen.
Ik denk dat de regels bedoelt zijn om mensen die het spoorboekje moeilijk vinden op hun gemak te stellen. Maar wordt dit doel bereikt? Zal iemand die zijn schroom heeft overwonnen en dit boekje angstig begint in te kijken nu echt gerustgesteld zijn als hij leest dat de Spoorwegen met een nadrukkelijk ‘dat is waar’ zijn bangste voorgevoelens bevestigen? Als ze het zelf al zeggen, denkt zo iemand, dan hoef ik er niet aan te beginnen, en met een wijde boog wordt dit boekje met een echt systeem erin in een hoek geworpen.

Snowplanet

15.05.2012

Blog

München, Februari 2000. Als ‘Technisch Koordinator’ werk ik bij Mercur Assistance in de telefonische noodhulp voor gestrande automobilisten.

Een man van een afsleepdienst die ik belde voor een klant vroeg me:
‘Was sucht ein Holländer in München?’ Heb je ook zo’n sleephut met geel nummerbord die hier elke vakantie in de file staan? Hij bedoelde de duizenden nederlandse vakantiegangers die jaarlijks op weg naar Oostenrijk bij München in de file komen te staan met hun caravans en wekenlang het verkeer vertragen.

Toen ik hem vertelde dat ik bleef vanwege een meisje, vertelde hij dat hij vorige week een Nederlander in Oostenrijk pechhulp gegeven had, een Nederlander die met een Oostenrijks meisje getrouwd was in Nederland.
Ze had hem leren kennen tijdens het skien in Nederland!

‘volgens mij heb je in Nederland niet zoveel bergen’ zei ik nog.
‘Er bestaat in Holland een Kunstskibaan, hoe heet die ook al weer.

‘Katja! Wie heiß die Skipiste in Holland? Wie? Ah ja, danke’.
’Hören Sie Herr van Heck? Die Name ist ’Snowplanet’.

Na de Wende begin jaren negentig kochten een groot aantal nederlandse boeren een stuk grond in Oost-Duitsland. Nederland is klein dus land is er duur. Daarentegen was er in Oost-Duitsland ineens land genoeg. Door de privatisering van landbouwcooperaties kreeg je er alleen wel verplicht personeel bij. Dat was het grootste probleem, vertelde me een nederlandse boer die naar de ‘Magdeburger Börde’ getrokken was, een vruchtbaar landbouwgebied in de buurt van Magdeburg. De man moest verplicht acht man personeel in dienst nemen, maar had geen tijd ze aan het werk te houden. ‘Ze rijden een paar keer op en neer over het land met de trekker en maken dan eerst pauze’. aldus de geergerde hollandse boer, die zo snel mogelijk van die lui afwilde. Maar om een paar maanden opzegtermijn en een flinke afbetaling kon hij niet heen. ‘Ik begrijp niet hoe de DDR het zo lang heeft volgehouden met zulke mensen’.

Mijn vriendin kwam uit Oezbekistan, ze vertelde me over het katoenplukken in haar land.
‘Alle studenten moesten 3 maanden per jaar katoenplukken. Waarom?

‘Als vrijwillige bijdrage aan ons vaderland en als dank aan de overwinning van het socialisme’

was de officiële reden. Voor ons was het meer een vakantiekamp. Wel moesten we 40 kilo katoen per dag plukken op velden die slecht begroeid waren. Dan stond je met de zak tussen je benen krom gebukt te plukken. Je handen zaten al snel vol schrammen. We stopten meestal een paar tenen in de zakken om aan het gewicht te komen of gingen stiekem naar het dichtbegroeide veld aan de overkant van de sloot om daar snel de zakken vol te stoppen.

Water om ons te wassen was er niet, er was nog net genoeg om van te drinken. Eten bestond uit een waterige aardappelensoep. Er dreven veel sprinkhanen in rond, die verdoofd door de hete stoom in de pan waren gevallen. We leefden voornamelijk van wat onze familie ons in de weekenden bracht.

Af en toe lagen, s’ avonds als we terugkwamen, al onze spullen op een hoop buiten de stal. Dan was er iemand geweest die alles ondergespoten had met een sterk ontsmettingsmiddel.

Toen ik thuis kwam na drie maanden, liet mijn moeder me de deur niet in. ‘Eerst alles uit!’ riep ze.
Al mijn kleding, m’ n koffer met slaapzak, kussen en deken werden buiten bij de vuilnis gegooid. Daarna werd ik uivoerig met veel zeep gewassen.

Toch hebben we ons altijd goed vermaakt met het katoenplukken. We werkten hard, het eten was slecht, maar wat hebben we gelachen en gedanst. Ja, we waren jong, hè?

Voor de ouderen betekende de deelname aan het katoenplukken een dagje uit in de natuur. Dat ging als volgt;
Een dag in de maand moest al het personeel van een bedrijf een dag helpen met katoenplukken. Bussen brachten de mensen s’ ochtends naar de velden. Aangezien het in het plukseizoen altijd zonnig weer was, namen de mensen eten en drinken mee. Als ze aankwamen werd een beetje katoen verzameld, genoeg om op te zitten. Daarna zaten ze de hele dag te picknicken’.

Poppekast!

12.05.2012

Blog

Oorlogsverhalen van mijn vader vond ik altijd interessanter dan oorlogsverhalen op school. Al bleef ik altijd met een groot aantal vragen zitten. We gingen samen naar de bioscoop om naar een film te kijken over de Brug van Arnhem, ‘A Bridge too far’.
Heldhaftig stapten de knappe filmsterren die de geallieerden speelden, in hun vliegtuigen.
De Duitsers waren natuurlijk lelijk en keken boos. Dat was standaard zo bij Nederlandse oorlogsfilms, had ik gemerkt. Zwart-wit, terwijl de werkelijkheid grijs was.
Mijn vaders commentaar na de film, toen we in de auto zaten;
‘Wat een Poppekast! De Brug bij Arnhem werd voornamelijk verdedigd door jonge, Nederlandse SS ers.
Hoor je nooit iemand over!’

‘Münchener Freiheit’ heette het plein waar ik bij een uitzendburo een job als schilder vond. Dankzij mijn schildersdiploma en ervaring had ik altijd werk als ik het echt nodig had.
Ik werkte de eerste dag met Haki, een Kosovo-Albaan, aan een kantoorpand in Eching. Toen hij hoorde dat ik uit Amsterdam kwam, leek hij aangenaam verrast. Vijf minuten later kwam hij terug en hield een joint voor mijn neus, hij ging uit van de gedachte dat iedere Amsterdammer hasj rookt. Haki was namelijk een paar jaar geleden een week in Amsterdam geweest met vrienden. De meeste tijd had hij in coffeeshops doorgebracht.

Later werkte ik met Emmanuel, een Peruaan aan een woning in Fürstenfeldbruck. Hij woonde sinds vier jaar met vrouw en kind in München. In het weekend deed hij ook meestal nog een schildersklus. Het Duits dat ik van hem hoorde bestond voornamelijk uit twee woorden;
‘Scheisse’, wanneer hem iets tegenzat, herhaalde hij het woord drie, vier maal.
‘Logisch’. Als ik hem bijvoorbeeld vroeg; ‘Emmanuel, gaan we eerst alles schoonmaken?’ was zijn antwoord; ‘Logisch’ of ‘Emmanuel, werk je Zaterdag?’. ‘Logisch’.
Emmanuel had last van zijn rug. Bezocht een arts, kreeg dan een stuk of tien injecties in z’n rug en kon er dan weer even tegen. De arts had hem dringend een paar weken rust aangeraden om z’n uitgerekte rugspieren kans e geven weer spanning te krijgen, maar dat zat er niet in. Er moest poen verdiend worden om twee keer per jaar naar Peru te kunnen vliegen.
S’ morgens als we samen in de bus naar ons werk reden, merkte ik dat- ie een zenuwtik had. Als ik de andere kant uit keer, schudde hij een paar maal heftig met z’n hoofd. Een heftig ja- knikken, alsof hij zichzelf moed in sprak door te gaan.

Weer later werkte ik met een paar Grieken. De ene woonde al tien jaar in Dachau met vrouw en kinderen. In Beieren wonen zo’n vierhonderdduizend Grieken, zo kwam ik van mijn collega’s te weten. Zijn kinderen gingen ook naar een Griekse school om naast Duits Grieks te leren. Hij had in Griekenland z’n eigen smederijtje achtergelaten, want hij was eigenlijk smid. Maar in Griekenland was ‘geen droog brood te verdienen’. Schilderen had hij hij nooit geleerd, alles ervaring zei hij. Eens in de twee jaar reed hij naar Griekenland om zijn ouders te bezoeken.
De andere Griek kwam uit Oezbekistan. Ik vertelde hem dat ik een vriendin had die ook uit dat land kwam, een zogenaamde ‘continent-flüchtlinge’ . Dat was hij dus ook. Wat tevens inhield dat hij van joodse afkomst was en daarmee (dankzij Gorbatsjov) vanzelf de mogelijkheid naar Duitsland te komen. Hij vertelde me hoe Griekenland in 1973 een staatsgreep werd gepleegd en griekse socialisten, bijna een half miljoen, naar Rusland gebracht werden, de meesten naar Oezbekistan in Centraal- Azië.

Duitse collega’s had ik ook. Albert, een indrukwekkende verschijning met z’n 135 kilo. Vroeger was hij bierdrinker, op het Oktoberfeest had hij met een groep vrienden een wedstrijd in bier drinken gedaan en 20 liter bier gedronken, vervolgens in een vechtpartij geraakt en iemand het ziekenhuis in geslagen. Hij kon zich er weinig van herinneren, maar moest nog jaren schadevergoeding betalen. Sindsdien raakt hij geen druppel bier meer aan, behalve Cola, met gemak 3 liter per dag. Daarbij rookte hij 3 pakjes Marlborough per dag.
Hermann, mijn andere collega, was eveneens een ex-alcoholist. Bracht al z’n geld naar de kroeg. Zelfde verhaal als Albert voor de rest. Hermann had de mooiste tijd van zijn leven in militaire dienst meegemaakt, zo vertelde hij me. Hij was gestationeerd in de Alpen waar hij met een ezel de berg omhoog liep om de hutten daar te bevoorraden. S’morgens de ezel opzadelen en bepakken met voorraad en dan de bergen hoog. In een berghut afladen, een paar uur later terug naar beneden. Beneden de ezel borstelen en voeren. ‘Das Militär’ – hè? Mooie tijd man’.

Het groepje collega’s die ik meemaakte, elf man, bestond uit een blowende Albaan, een Peruaan met rugklachten, een paar Grieken, een paar Turken, een Italiaan en dus ook een paar Duitse ex-alcoholisten.
De andere Duitser van het gezelschap was trouwens ook alcoholist. Bovendien was hij ‘Vorarbeiter’. Schoonzoon van de chef, werkte al twintig jaar voor hem. Stond de meeste tijd te ouwehoeren.

Als we om negen uur pauze hadden en koffie dronken, ging het eerste halve liter bierblik bij de ‘Vorarbeiter’ al open. Meestal had hij tegen de middagpauze het eerste six- pack bierblikken geconsumeerd. Dan was het van: ‘Joh, ga jij even een six-pack halen bij die benzinepomp daar, anders zit ik vanmiddag op een droogje. Doe maar Becks’.

Swetlana in Aldi

10.05.2012

Blog

‘Alice in Wonderland’ in het Turks; ‘Fatima in Aldi’. De mop is achterhaald, in de jaren negentig bestond een steeds groter deel van de klandizie in de Aldi’s in Duitsland uit Russen.
‘Swetlana in Aldi’ dus.
Tegenwoordig doen mensen van alle rangen en standen trouwens boodschappen bij de Aldi. Maat dat doet er hier even niet toe.

Ik stond in de rij bij de Aldi in München, geduldig sloot ik in de rij aan bij de Turkse caissière. Voor me stond een oudere vrouw met een man van middelbare leeftijd, waarschijnlijk haar zoon. Aan het gebrekkige Duits te horen waren het Russen. Dan waren er verschillende mogelijkheden. Russische Joden, ‘Continent-Flüchtlinge’ genoemd, van joodse afkomst. Daarnaast waren er de Russen van Duitse afkomst, duitse boeren die zich eind 19e eeuw in Rusland langs de Wolga vestigden. ‘Volks- Duitsers’ of ‘Wolga -Duitsers’ genoemd. Tragische geschiedenis. Naar Siberie gedeporteerd in 1942 door Stalin. Later zo goed als dat ging een schamel bestaan geleid in het Aziatische deel van Rusland. Ook konden het Russen uit de Oekraïne zijn, die asiel kregen door de kernramp van Tsjernobyl. Ik gokte op de tweede groepering, Wolga- Duitsers.

De vrouw, achterin in de zeventig, stelde haar zoon een vraag die hij dan weer in gebrekkig Duits vertaalde;

De zoon vroeg de caissière, terwijl hij een bekertje yoghurt omhooghield van 39 Pfennig:
‘Wie viel von diese für 10 DM?’
De caissière gaf als antwoord: ‘25’.
‘Wieviel? ‘ vroeg de man, die het waarschijnlijk wat aan de lage kant vond en in de veronderstelling verkeerde dat er over de prijs te onderhandelen viel, zoals hij dat vanouds in Rusland gewend was.
De caissière, kijkend naar de rij wachtenden achter hem; ‘25’.
De man zei het aantal tegen zijn oude moeder die heftig met haar hoofd nee schudde.
‘Wir wollen 30 für 10 Mark’ zei de man, terwijl hij samen met z’n moeder de caissière streng aankeek.
’30 kosten 11 Mark 70’ antwoordde de caissière geërgerd.

De man zette de kar met de 30 bekertjes yoghurt aan de kant en liep met zijn moeder de Aldi uit.

Metro Parijs

9.05.2012

Blog

Tijdens mijn studie in Parijs aan de Sorbonne in Quartier Latin nam ik elke ochtend de metro en hoorde ik vele accordeon -, gitaar- en andere muziekinstrumenten spelen om daarna met de pet rond te gaan. Een keurige man deed elke dag hetzelfde kunstje. Langzaam door de wagon lopend, de mensen aankijkend met een dramatische blik, verkondigde hij op luide toon tot de passagiers;
‘Bonjour, dames en heren! Mijn naam is Boucher. Ik ben een eerzame huisvader van twee kinderen. Vorig jaar ben ik ongewild werkeloos geworden. Sindsdien doe ik al het mogelijke om werk te vinden. Helaas is het me tot nu toe niet gelukt. Ondertussen moeten we eten, mijn gezin en ik’.
Hier was hij even stil en keek hij meelijwekkend om zich heen, om te eindigen met;
‘Alstublieft , lieve dames en heren, ik ben u erg dankbaar als u zo goed bent en mij een paar francs geeft om wat te eten te kopen’.
Waarna hij met de pet rondging. Sommige passagiers gooiden er wat muntjes in, waarvoor hij met een buiging bedankte.

Huize Doorn

8.05.2012

Blog

Huize Doorn, het laatste adres van de laatste Duitse Keizer Wilhelm II. Hij had na het verlies van de eerste wereldoorlog eerst een jaartje bij bekenden in Amerongen gelogeerd. In 1920 kocht hij het landgoed van 59 ha voor de prijs van 500 000 gulden. Na een uitgebreide verbouwing kwamen een jaar later 49 treinwagons met huisraad uit Berlijn aan op Station Zeist.

Hij bleef zijn leven lang ervan overtuigd dat hij op een dag weer als keizer naar Duitsland terug zou keren. Hij bleef zich gedragen als een keizer. Aan de eettafel had hij, omdat hij nogal klein van stuk was voor een keizer, een kussen op zijn stoel liggen, zodat hij altijd een stukje hoger zat dan zijn tafelgenoten. Hij maakte dagelijks een lange wandeltocht door de bossen met zijn honden.

Hij ligt begraven op het landgoed in Doorn, gebalsemd in een houten, eromheen een stalen kist. Dertig meter verder staat een beeld van een adelaar op een sokkel. Aan de voeten van de adelaar liggen zijn vier honden begraven, in het midden zijn meest geliefde.

Heilbronn, 1999

7.05.2012

Blog

Aan de Neckar, een goed wijngebied, ligt Heilbronn. Een Roemeens echtpaar had ons uitgenodigd. Hoe waren ze in Duitsland gekomen? Carl had in 1987 een douanier 10 000 DM beloofd als hij hem liet gaan. Zeven maanden werkte hij elke dag en betaalde de douanier zoals beloofd. Een neef van hem betaalde zelfs 28 000 DM om in het volgende jaar met zijn vrouw het land uit te kunnen, zo vertelde hij. Het was een paar maanden voordat Ceasescu omgebracht werd. Carl was vroeger in Roemenië handschoenenmaker geweest. Aan zijn dertigjarige ervaring in dit vak bestond in Heilbronn weinig behoefte. Hij had een baan gevonden bij een bewakingsdienst.

Zijn vrouw Donia vervulde in Roemenië de rol van een sopraan in de operette maar werkte nu als bejaardenverzorgster. S’ avonds zette ze operettemuziek op en zong uit volle borst mee. Dan straalde ze, de operettezangeres van weleer. Elke ochtend staat ze in dit troosteloze stadje bejaarden hun billen te wassen.

Een rondleiding door het Rathaus met maquettes, Heilbronn in de middeleeuwen, Heilbronn voor en Heilbronn na ’45. Op een Februari-avond van 1945 werden s’ avonds tussen tien over zeven en kwart voor acht door 244 vliegtuigen bommen afgeworpen die 90 procent van de stad in puin gooiden.

Het nabijgelegen Heidelberg was een van de weinige steden in Duitsland die niet tot puin werd gebombardeerd. Onze Reiseleiter (de naam Reiseführer voor reisleider werd trouwens wel in de DDR gebruikt) wist me te vertellen waarom; veel Engelse en Amerikaanse diplomaten lieten hier vanouds hun kinderen studeren aan de hier gevestigde universiteit met een goede reputatie.