Nederlands leraar

Archive for mei, 2020

Voetbal.
Mijn oudste broer interesseerde zich niet voor voetbal, mijn jongere broer was er gek van. Ik zat er een beetje tussen in. Samen met mijn broer bezochten we de training van Ajax in de tijd van het ‘gouden team’ met Johan Cruyff, Sjakie Zwart, Piet Keizer, Wim Suurbier, Johan Neeskens en zo.
Je kon ze gewoon vlak voor je langs zien lopen, security was er toen niet of nauwelijks.
Ik herinner me ook nog een wedstrijd van Ajax tegen Benfica die Ajax met 3—0 won. Mooie tijden waren dat. Cruyff maakte Ajax kampioen en Cruyff ging bij Feyenoord spelen en maakte die ook kampioen! Legendarisch. Waren we op vakantie in Zuid-Frankrijk of Oostenrijk, zo gauw mensen hoorden dat je uit Holland kwam, was het ‘ Holland; Cruyff!’. Was een begrip.
Ik speelde midvoor bij VV Scherpenzeel, de mini’s. Voordeel was dat ik de langste was van het elftal. Toch een aantal doelpunten gemaakt, maar echt een goeie voetballer was ik niet. Een paar jaar was ik lid.

Judo
Mijn oudste broer hield van Judo, mijn jongere broer niet. Dus ging ik ook maar op judo. Ik vond het wel aardig, zo’n wit pak aan en zelfverdediging is altijd goed. Maar bijzonder gemotiveerd was ik ook hier niet, ik deed gewoon mee maar ik sloofde me niet uit. Ik denk dat ik toch nog de blauwe band gehaald heb voordat ik er de brui aan gaf.

Tennis
Mijn jongere broer hield ook van tennis, dus ik dacht; tennis, ja waarom niet eigenlijk. Het was een nogal elitaire sport vond ik toen ik op de tennisbaan kwam. Een wit pak was essentieel. Ik deed het een paar zaterdagen en toen vond ik het welletjes. Ik had geen zin om een wit tennispakje aan te trekken en zonder dat mocht je het veld niet op.

Zwemmen
Mijn beide broers zaten op zwemclub ‘De Soester Duinkikkers’, dus was het logisch dat ik ook lid werd. Zomers baantjes zwemmen in het Soester Natuurbad buiten en s’winters binnen in het Sportfondsenbad Amersfoort. Mijn jongste broer hield voornamelijk van lang onder de douche staan. Dat vond ik ook niet verkeerd. Zwemmen heb ik altijd graag gedaan, maar ik prefereerde het individuele zwemmen, niet in groepsverband.

Paardrijden
Mijn moeder was fanatiek paardrijdster, dus lag het voor de hand dat ik ook op paardrijles ging. Leek me best aardig. Ik kreeg een zwarte kap op en rijlaarzen. De eerste middag mocht ik op een groot paard klimmen. Met tegenzin nam het paard me op zijn rug. Ik lag al snel weel beneden want het paard gooide me er vanaf. Toen vond ik er meteen niks meer aan.

Volleybal
Onze meester van de Hoef van klas 6 wilde ons enthousiast maken voor Volleybal en nodigde onze hele klas uit om het eens te proberen. In de eierhal, zoals de sporthal toen nog heette in het dorpje Scherpenzeel, gaf meester van de Hoeff, zoals hij heette, ons de eerste les. Ach, ik vond het ook best aardig om te doen, maar op een of andere manier wakkerde hij het vuur niet echt aan. Dus na een paar weken had ik er alweer genoeg van.

Gymnastiek
Ik was met mijn broers lid van D. O. T. O. wat stond voor Door Oefening Tot Ontspanning. We gingen aan de ringen hangen, we gingen bokspringen en nog wat andere oefeningen. Eigenlijk was het best leuk, vooral als we gingen apenkooien. Dan werden alle apparaten opgesteld en klimtouwen opgehangen en dan gingen we tikkertje doen. Bij DOTO hield ik het bijna een jaar uit.

Ik was 13 toen mijn vriend Pieter Kuiper me het singeltje van Deep Purple, ‘Child in Time’ liet horen. Dat maakte indruk. Ook kort daarna de elpee Deep Purple in Rock.

Zelf was ik al in bezit van ‘Fireball’, ook een goeie plaat van Deep Purple. Daarna maakten ze hun beste plaat; ‘Machine Head’ en de beste live lp aller tijden, ‘Made in Japan’. Toen was het afgelopen met de groep, althans voor mij dan. Er kwam nog een album ‘Burn’ met een nieuwe bezetting, best aardig maar niet zo goed meer als met Ian Gillan en Roger Glover. De serie elpees die er daarna nog uitkwamen waren eigenlijk allang niet meer het niveau van deze drie platen. Vorig jaar zag ik ze nog in de Ziggo Dome, waar een goed concert werd gegeven, wel zijn de oude nummers nog steeds het meest populair.
Heel anders was het bij Led Zeppelin. Ook die leerde ik kennen van mij vriend Pieter, die ze op zijn beurt weer had leren kennen van zijn neef, die een stuk ouder was dan ons.
Led Zeppelin dus. De elpeehoes zag er al heel interessant uit. Een muur uit een sloophuis, met afgebladderd behang. Daarop hing een schilderij van een oude man met een enorme bos takken op zijn rug.

Geen titel, geen naam, alleen die hoes. Onvergetelijk. Wat ook fijn was van Led Zeppelin, al hun platen waren goed! Led Zeppelin 1 t/m IV, dan ‘Physical Graffity’, ‘Houses of the Holy’ en ‘Presence’. Allemaal toppers en ook zo fijn; dezelfde formatie. OK, de laatste twee platen waren niet zo bijzonder meer; ‘In the evening’ en nog eentje met restjes die ze nog hadden liggen. Die heb ik dus niet. Maar ze hebben toch 7 elpees van hoge kwaliteit gemaakt. Toen Jon Bonham overleed, stopten ze ermee. Beter dan doormodderen met een andere bezetting.
Geweldige live band ook, Led Zeppelin. De eerste band die ik live zag op mijn dertiende. Verpletterende indruk. Daarna nog tientallen bands gezien, maar dit was de absolute topper. Januari 1973 moet het geweest zijn, in de Ahoy in Rotterdam.

Het begon met singeltjes. Rode singeltjes van de Efteling met sprookjes erop. Roodkapje, Hans en Grietje, Doornroosje en Sneeuwwitje. We luisterden er aandachtig naar, meerdere malen. Ik moet een jaar of 4, 5 geweest zijn. We gingen elk jaar naar de Efteling, vandaar.
Sjakie Schram met ‘allemaal op de bok’ – de chauffeur, de burgemeester en de kok, zo ging het verder. Ik moet een jaar of 7 geweest zijn.
Johnny en Rijk met ‘de Bostella’, ‘Jaa we dansen samen de Bostella, jaa we moeten lief zijn voor elkaar’ enz. Van Johnny en Rijk hadden we nog een singeltje, de hit ‘Het hele zakie loopt in z’n nakie’ bij ome Sjakie aan de Middellandse zee, zo ging het dan verder.
Verder was ‘Het schaap met de vijf poten’ van Annie MG Schmidt bij ons aanwezig met een heuse langspeelplaat. ‘Op de step, op de step, ben zo blij dat ik hem heb. En nou eens even zien, waar gaan we nu naar toe, naar Purmerend misschien, ik weet alleen niet hoe’ zong Wim Sonneveld.
Leen Jongewaard, met Piet Romer en Adele Bloemendaal. We vonden het prachtig. ‘in een rijtuigie, in een rijtuigie, helemaal naar Vinkeveen’. We zongen altijd mee.

Totdat de Monkees op televisie kwamen, op de Woensdagmiddag. In zwart wit. De namaak Beatles uit Amerika waren mateloos populair. We zongen op het schoolplein; ‘hee hee de Monkees, de Monkees zijn zo goed. Vooral die kleine Davy, die poept nog in zijn broek’.
Een singeltje van de Monkees zat er helaas niet in.

Toen gingen we op wintersportvakantie in Oostenrijk, het moet 1968 geweest zijn. Op Oudjaar speelde er een heuse band, dat vonden we natuurlijk geweldig. Ik zat met mijn broers vooraan toen ze begonnen te spelen, er werd volop gedanst.
Vooral het nummer ‘Ob-la-di Ob-la-da’ maakte diepe indruk op ons, dus toen we weer thuis in Soest waren, mocht ik naar de muziekwinkel om dat singeltje te kopen. ‘We hebben de originele niet meer, van de Beatles, wel deze van de ‘Marmalade’. Ik moest het even verwerken met mijn kleine achtjarige hoofdje. Dus de Beatles hadden dit liedje gemaakt, en Marmalade zong het ook.
Thuisgekomen bleek dat de ‘Marmalade’ het nummer best wel goed gecoverd had. Wel was het duidelijk dat de Beatles wel een belangrijke band waren, ze werden nagedaan en nagespeeld door anderen en die hadden er dan ook nog succes mee.

Dat was mijn eerste pop singeltje. Daarna duurde het een tijdje. Totdat ik in de zesde klas van de lagere school kwam. Ik nodigde drie vrienden uit voor mijn elfde verjaardag. Een singeltje kostte 4 gulden en vijftig cent in die tijd. Voor ons een heel bedrag. Mijn drie vrienden gaven mij met zijn drieen, dus ieder had 1 gulden vijftig betaald, de singel die al maanden op de eerste plaats van de hitparade stond; ‘El Condor Pasa’ van Simon en Garfunkel.

Verder kan ik me die tijd herinneren als het prille begin van de ‘beatmuziek’, zoals we dat noemden. Natuurlijk Beatles, maar ook Creedence Clearwater Revival. De lp ‘Cosmo Factory’ had mijn broer. Ook had hij de George Baker Selection met de hit ‘Green Bag’ en de Golden Earring met ‘Holy, holy, holy’. Dat waren de eerste popgeluiden in huis. Mijn andere broer had Focus op lp en Solution, twee nederlandse bands.

Mijn eerste lp was een kadootje van Ome Jan, toen ik 10 was. Het was een plaat met een stoere cowboy erop die naar een ondergaande zon keek. ‘Country en Western’ stond erop. Hoewel we veel cowboy films zagen op tv, kon ik de muziek op de plaat maar matig waarderen.
Toen ik elf was, gingen we naar Duitsland op vakantie en zagen we in de bioscoop de film ‘Help’ van de Beatles. Vonden we geweldig. De lp kochten we ook. Bij muziekhandel Buddingh in Scherpenzeel. Was een hele uitgave die plaat. Zestien gulden. Maar dan stonden er ook veel liedjes op die we mee konden zingen. ‘hee you kad toe hijt jor lof awee’ . We zongen wat we hoorden, van de betekenis hadden we geen idee. ‘You’ve got to hide your love away’ lazen we op de hoes. Ook nog goed voor je Engels deze muziek.

‘Help’ was best aardig, maar later ontdekte ik dat het een van de zwakkere platen van de Beatles was, ‘Rubber Soul’ en ‘Revolver’ waren veel beter. Maar die kende ik toen nog niet. Een vriendje van me had de plaat ‘Magical Mystery Tour’, die was ook wel goed vonden we toen.
Toen werd ik 12 en voor mijn verjaardag vroeg ik iets nieuws. Ik had al een cassette recorder en ik vroeg toen cassette bandjes. Ik wilde graag popmuziek en die kreeg ik. Ik kreeg toen Santana, met die leeuw erop. Dat vond ik best goed. Maar de eerste complete lp op muziekcassette die ik echt geweldig vond en heel veel draaide, was ‘Big Hits, High Tide and Green Grass’ van de Rolling Stones.
rolling-stones-big-hits-high-tide-green-grass-orig-uk-mono-lp-unboxed-decca


Ik heb hem nu op lp en het blijft een feest die plaat, ook al heb ik hem honderden keren gedraaid. Ik zong alle nummers hardop mee; ‘Last time, Satisfaction, Paint it Black’, elk nummer was goed op deze plaat, die ik eindeloos bleef luisteren op mijn Nordmende cassette speler.
Ja, dat was de eerste lp die ik echt goed vond.

Fietsen.

15.05.2020

Blog

Fietsen doe ik graag, als het even kan elke dag. Dat zit er al van jongst af aan in. Wij fietsten bijvoorbeeld naar de middelbare school in Amersfoort. Dat was vanaf Scherpenzeel zo’n 15 kilometer. ’S Morgens om half zeven vertrokken we bij het zwembad. De school begon om 8 uur en we deden er een goed uur over. Tenminste, als het niet regende of hard waaide. We fietsten het hele jaar door, dus ook in de winter. Dat was soms wel even afzien, maar aan de andere kant was je goed wakker als je eenmaal in de klas zat. Niemand die er iets tegen had, eigenlijk. We deden het gewoon en er werden geen vragen over gesteld.

Wel kan ik me de korte periode herinneren lid te zijn geweest van de Valleirenners, de plaatselijke wielrenclub die door mijn vaders bouwbedrijf werd gesteund, in ruil voor trainingspakken met reclame van zijn bouwbedrijf op de rug van het trainingsjasje.
Gezamenlijk gingen we op de foto voor de krant. Ik had al een flinke pony tot over mijn wenkbrauwen, wat ik best stoer vond staan. Wat was dat? Voordat de foto genomen werd, kwam mijn moeder op me af met een natte spons, om mijn pony netje opzij te doen. De andere wielrenners moesten lachten. Wat een afgang! Wat een vernedering. Het is nooit meer iets geworden met mij en het wielrennen. Ik kon ze ook nauwelijks bijhouden die eerste keer. Nee, ik fiets graag, maar wel in mijn eigen tempo.

Nee, ik schilderde met mijn drie vrienden mijn fiets in verschillende kleuren en zette er een hoog stuur op. Vonden we stoer. De verf hadden we te danken aan de vader van Ernest, die werkte bij de Ralstone verffabrieken in Zeist. Hij gaf ons de verf en kwasten wist ik wel te vinden bij mijn vader in de schilders werkplaats. Dus op mijn verjaardag vroeg ik een hoog stuur en een toeter voor op mijn fiets. Op Woensdagmiddagen gingen we ermee crossen door het bos, dus over heuveltjes scheuren en dan een stukje door de lucht vliegen.

Als ik van Scherpenzeel naar Amersfoort fietste met vrienden, stopten we alijd even bij een boerderij, om een glaasje water te vragen. Dat was altijd bij dezelfde boerderij. Daar werd geopend door een omaatje die aandachtig luisterde naar mijn vraag; ‘Goedemiddag mevrouw, heeft u misschien een glaasje water?’ ‘Ja hoor, water genoeg!’ zei ze dan altijd en tufte een fluim van de pruimtabak uit haar mond op de grond. Tante Tuf noemden we haar daarom.

We fietsten ook met schoolreisje in de vijfde en zesde klas naar Oldebroek, waar we op een kampeerboerderij konden overnachten. Dat was ook een goeie 60 km fietsen.

Met mijn vriend René fietste ik, op 12 jarige leeftijd naar Hattemerbroek, zo’n goeie 75 km fietsen. Ging prima eigenlijk. Ik fietste ook de 25 km van Soest naar Scherpenzeel op een vrije woensdagmiddag met een vriendje, ik zal ook pas een jaar of 7 geweest zijn.

In Duitsland heb ik ook veel gefietst, maar de fietspaden waren daar een onbekend fenomeen. Je zag ze bijna niet. Met als gevolg dat een ritje door het centrum van München geen prettig gevoel gaf. Je werd bijna van je sokken gereden. Nee, in de stad moet je niet fietsen, maar de bospaden waren fantastisch, vooral als ze niet te steil waren. Dan ging je een eind fietsen en stopten we bij een terras, daar werd dan ‘Radler’ gedronken, citroen met bier. Iets lichter dan gewoon bier, zodat je nog kon fietsen.

Tegenwoordig fiets ik nog steeds graag en ik knap er nog steeds van op als ik een stuk heb gefietst. Bovendien zie je meer op de fiets dan in de auto en de snelheid is precies goed.

Een paar keer naar Zandvoort gefietst en dat beviel eigenlijk prima, je kan heerlijk fietsen op de heuvelweg door de duinen van Haarlem naar Bloemendaal. Echt een aanrader!

Een elektrische fiets? Nee, kom op zeg. Zo oud ben ik nou ook weer niet. Ik zie trouwens jongeren ook op elektrische fietsen rijden, wat een slap gedoe. Nee, voorlopig blijf ik nog gewoon op mijn Batavus fietsen zonder gekkigheid.

Oostenrijk.

14.05.2020

Blog

Onze laatste vakantie brachten we door in Oostenrijk, om precies te zijn in Steinbach am Attersee.

Felblauwe meren omringd door bergen met een strakblauwe lucht. Heerlijk eten, zoals de befaamde Kalbschnitzel maar ook de heerlijk gerookte ‘Steckerlfisch’ vers uit de meren. Het viel ons op dat alles schoon en netjes was, dat het verkeer rustig reed, dat iedereen elkaar groette en dat de natuur ongerept mooi was.

Met een groepje van 7 vrienden waren we bij een Gasthaus, een biologische boerderij, waar het goed toeven was. Overdag vermaakten we ons met zwemmen, duiken in het meer, zeilen, wandelen in de bergen, surfen(rechtop staan op een surfplank en dan peddelen), vissen en rodelen. ’S Avonds barbecue en dansen en nachtzwemmen.

Een actieve vakantie met alles erop en eraan. Wat wil je nog meer?

Vroeger gingen we met mijn familie elk jaar naar Oostenrijk om te skiën in de winter, zomers gingen we naar Zell am See. We maakten dan ook lange bergwandelingen.
De eerste keer dat we op wintersportvakantie gingen was in 1967, ik was 7 jaar en ik brak mijn been, in Innsbruck lag ik in een ziekenhuis. Ik kreeg elke dag veel kaarten, die stuurden mijn ouders me.
Ik vond het best interessant om na de vakantie op school te komen met mij been in het gips, vooral als ik dan vertelde dat ik mijn been met skiën gebroken had. Het was in die tijd nog niet zo gebruikelijk om op wintersportvakantie te gaan.

Mijn broer Frans haalde de krant, hij had de eerste prijs gewonnen met een skiwedstrijd. Ik weet nog goed hoe hij op de foto ging, met zijn skimuts op en ski stokken gewoon in onze huiskamer. Maar in de krant leek het net echt. Daar kon ik natuurlijk niet tegenop met mijn gebroken been.

Volgens mij was het een aantal jaren geleden bij Zomergasten, het VPRO zomerprogramma waarbij een bekende persoon zijn of haar persoonlijke keuze film of documentaire laat vertonen op de zondagavond.
Dit keer was het de beurt aan Freek de Jonge. Deze week nog bij de talkshow ‘Beau’, omdat hij al zijn cabaret shows op You tube heeft gezet. 75 is hij inmiddels en zijn beste tijd ligt lang achter ons.

Jarenlang was hij niet van de beeldbuis weg te slaan op oudjaar. Vrienden van me waren groot fan, maar ik begreep nooit waar hij het precies over had. Uitgebreid luisterde ik naar zijn shows als ‘De Mars’ en ‘Stroman en Trawanten’, maar waar het nou precies over ging snapte ik nooit. Maar smaken verschillen. Het was een beetje de tegenpool van Andre van Duin, het was ‘not done’ om die leuk te vinden.
Freek was ‘geëngageerd’ en had ‘een boodschap’. Wat die boodschap dan was, heb ik ook nooit kunnen volgen. Hij ratelde er maar op los, soms kon ik de helft niet verstaan wat hij zei. Een druktemaker, een schreeuwende en zwetende man met een rond brilletje op.

Freek had het ook over Youp van ’t Hek, die volgens hem alles van hem had afgekeken. Een beetje gelijk had hij wel. Youp was meer een soort ‘Freek- Light’, die vooral de mensen belachelijk maakte die gewoon een vast baantje op kantoor hadden. En daar een grappig verhaaltje omheen bracht. Ook herinner ik me iets van ‘Buckler’ het Heineken Light biertje, waar Youp een paar woordjes grappig over deed. Iets met mannetjes aan de bar die met hun auto-sleutels in hun hand een Buckler dronken.

Nee, ik was geen fan van Freek en Youp, ik kon er hoogstens soms om glimlachen. Koot en Bie, daar kon ik wel heel hard om lachen. En ‘Herenleed’; Armando, Cherry Duyns en Johnny van Doorn, die ik in ‘De Kleine Komedie’ zag met een vriendin. Tranen rolden over onze ogen, buikpijn hadden we van het lachen.

Maar goed, daar gaat het nu niet over. Freek bij Zomergasten, dat was wel weer erg goed. Waarom?

De documentaire die Freek had gekozen, ging het over weduwes van oorlogsveteranen in Engeland, die samen in een koor gingen zingen. Het was een bijna onmogelijke opgave, want de dames hadden geen ervaring met zingen en een vreselijk verdriet meegemaakt door het verlies van hun man.
Toch lukte het heel langzaam, na maanden en maanden oefenen, om een goed klinkend koor te laten optreden. Tot ieders verbazing.

Drie dingen waren ervoor nodig geweest. Met die drie dingen is alles te bereiken wat je wil;

1.Vertrouwen – daar begint alles mee, vertrouwen moet er zijn, zowel zelfvertrouwen als vertrouwen dat je samen met de groep iets kan bereiken.

2.Discipline – op vaste tijden met volle inzet werken.

3.Concentratie – 100% met datgene bezig zijn in je hoofd waar je mee bezig bent.

Ik vond het verbluffend, dit keer begreep ik Freek goed, hij had helemaal gelijk.

Grijze lucht.

12.05.2020

Blog

Denkend aan Holland zie ik grijze luchten. Het zijn van de ‘tussen in’dagen, met die grijze lucht. Niet echt koud maar zeker ook niet warm. Gewoon niet aangenaam buiten. Van die dagen zijn er veel in Nederland. Teveel. Heb je in het zuiden van Europa 8 tot 10 maanden zon per jaar, hierboven in het Noorden moeten we het stellen met misschien zo’n twee maanden zonnig en aangenaam weer en misschien nog een paar maanden zonnig, maar koud weer. De rest van het jaar is er geen zon en veel regen en wind.
Kortom, voor het weer komt hier niemand naar toe. Op zulke dagen kan je het beste hard aan het werk zijn zodat je niet naar die grijze lucht hoeft te kijken.

Op de Vrije Universiteit volgde ik eens een college filosofie van een professor die er een paar interessante theorien op na hield. Eentje had met het klimaat en de activiteiten van de mensen te maken. Hij begon met te vragen waarom Noord Europa en Amerika de rijkste gebieden van de wereld zijn en waarom Afrika, Arabische landen en Zuid Amerika zo arm zijn. Dat had alles te maken met het klimaat. Kijk, als het buiten 40 graden is, dan ga je je niet uitsloven, want dan ben je binnen no time doodmoe. Dus doe je het rustig aan. Dat begint al in Spanje en Italie met de siesta, het middagslaapje. Verder doe je niets wat niet echt noodzakelijk is. Dus je plukt wat fruit van de boom, je zaait wat en je oogst wat, je hebt een paar kippen of koeien en misschien wat aardappels of rijst geplant. Kortom, je bent geheel zelfvoorzienend. Je hebt net genoeg te eten en dat was het. Waarom zou je je verder nog druk maken?

In de noordelijke landen is een heel ander arbeids-ethos. Hierboven in Noord Europa was het koud, dus mensen gingen op zoek naar warmte. Bovendien naar voedsel. Schepen bouwen dus en de wijde wereld in. Vechten om te overleven, dat werd men hier met de paplepel ingegoten. Als hier niet genoeg warmte en voedsel is, dan ga je op zoek naar waar dat wel is. Vandaar dat de Nederlanders over de hele wereld kolonien bezaten.

De professor was ervan overtuigd dat ontwikkelingshulp voor Afrika een averechts effect had. Educatie is de oplossing. Geboortebeperking en educatie.

Hans Teeuwen had het hierover in een van z’n shows;
‘Als er een pot geld te verdelen is, gaat de mamma’s in Afrika eerst lekker uitgebreid eten koken. De mannen gaan eromheen staan kijken. Als het op is, gaat iedereen zijn roes uitslapen en de volgende dag is er weer niet genoeg te eten.

Terwijl ze veel beter bijvoorbeeld iets aan de infra-structuur kunnen doen’.

Hoe was je weekend? Waar ben je geweest en wat heb je gedaan? Dat zijn van die vaste vragen die je op maandagochtend te horen kan krijgen van je collega’s.
Hoe was het? O, het was OK. Niks bijzonders. Gewoon lekker gegeten, filmpje op Netflix gekeken, lekker uitgeslapen en o ja, ook nog een mooie wandeling gemaakt.

Waar ben je geweest? Ik ben thuis gebleven. Toch heb ik veel gedaan; ik las een boek, ik keek een film, ik ruimde mijn werkkamer op, ik deed mijn boekhouding en ik kookte Pasta Pesto.
Hoe was het? In de eerste situatie wordt geantwoord in de voltooide tijd, zonder heb, zoals vaak in spreektaal. Korte beschrijvingen van verschillende situaties dus.

Voltooide tijd of voltooid tegenwoordige tijd;
Ik heb in Amsterdam gewoond. (afgelopen situatie)
Ik heb mijn huis schoongemaakt. (afgelopen handeling)
Ik heb een nieuwe bril gekocht. (eenmalige gebeurtenis)
Als ik een fiets had, was mijn vervoersprobleem opgelost. (voorwaardelijke wijs)

Waar ben je geweest? Ik ben thuis gebleven. (afgelopen situatie) Daarna volgt een opsomming van bezigheden die je gedaan hebt, dus de situatie wordt meer gedetailleerd beschreven.
Dus verleden tijd en voltooide tijd worden beiden gebruikt, afhankelijk van de situatie.
Verleden tijd wordt vaak gebruikt bij een beschrijving; Er liepen veel mensen op straat.
Een gewoonte; Toen ik klein was, ging ik altijd lopend naar school.
Kort op elkaar volgende handelingen; Toen haar wekker afliep, stond ze op, ging naar beneden en maakte het ontbijt klaar.
Of voorwaardelijke wijs; als ik een fiets had, was mijn vervoersprobleem opgelost.

Dit gebruik van de verschillende tijden is lastig, zeker in een vreemde taal. Toch ga je, als je het snapt, veel meer van de taal begrijpen. Dat had ik met Frans ook. Frans heb ik eerst geleerd toen ik in Frankrijk ging druivenplukken. We verstonden geen woord Frans toen we weggingen, maar naarmate de tijd verstreek, verstond ik steeds meer woorden.

Als je dan de taal op school leert, met alle grammatica en lezen en schrijven, is dat natuurlijk heel wat anders. Zeker in het Frans, een taal die je anders opschrijft dan dat je het hoort. Een taal die altijd snel gesproken wordt en vaak moeilijk verstaanbaar.

Ik heb destijds aandachtig geprobeerd om bijvoorbeeld de speech van Jacques Delors te begrijpen, die in het teken van ‘Europese Studies’, de studie die ik deed in Amsterdam, als (1985-1995) voorzitter van de Europese Commissie, een lezing kwam geven in de Rai.

Het gene wat me van die speech vooral bijgebleven is, waren de woorden ‘L’ Europe Social’. Die woorden herhaalde Delors erg vaak in die speech. L’Europe Social betekende toen ook voornamelijk overdracht van Noord naar Zuid Europa. Iets wat nog steeds actueel is.
Moeten de Noord Europese landen garant staan voor de schulden van Zuid Europese landen? Nee, natuurlijk niet! zegt Noord Europa tegen Frankrijk.

Ga eerst maar eens naar een werkweek van 40 uur en verhoog maar eens de pensioenen tot 67 jaar. Het is toen niet gebeurd en het gebeurd nu, zo’n 35 jaar later, nog steeds niet. Frankrijk deed het niet, doet het niet en gaat het niet doen.

Maar dat is weer een heel ander verhaal.

Twee keer mocht ik de Stones live meemaken.
De eerste keer was ik 16 jaar en woonde ik in een kraakpand op de Langegracht in Amersfoort. Robbie Noordman, een vriend van me uit die tijd, ging mee naar het FC Den Haag stadion in Den Haag. Het was 1975, de Stones hadden net de plaat ‘Black & Blue’ uitgebracht. We gingen met de trein naar Den Haag en waren vastbesloten om vooraan te komen zodat we de Stones goed konden zien. Het voorprogramma duurde erg lang, 3 of 4 bands, waarvan ik me alleen de Meters nog herinner, een best aardige funk groep.

We stonden er inmiddels al een uurtje of 4 te wachten, toen opeens de Stones opkwamen. Alsof het licht ineens aan ging. Alle moeheid viel ineens van je af en voordat je het wist stond je uitbundig mee te zingen en te dansen. Vooral toen ze al hun oude hits speelden. Hoogtepunt van de show was onder het nummer ‘Sympathy for he Devil’, Mick Jagger gooide een emmer water over zich heen en nog een paar over het publiek vooraan. Daar stonden wij dus, uitzinnig van vreugde kregen we het water over ons heen. Kortom, helemaal los gegaan bij dat eerste Stones concert.
De terugweg eindigde op station Hoog Catherijne in Utrecht, de laatste trein naar Amersfoort was al weg. Er restte ons niet anders dan op het station te slapen en de eerste trein s’ochtends naar Amersfoort te nemen.

De tweede keer was 20 jaar later, ik was inmiddels 36 jaar, woonde in Dessau (Oost-Duitsland) en mijn toenmalige vriendin Lilian vergezelde me. Het concert vond plaats in Wolfsburg, op het Volkswagen fabrieksterrein. de Stones hadden net weer een nieuwe plaat, ‘Voodoo Lounge’. We gingen met de trein. Het voorprogramma duurde weer heel lang, een uur of vier hebben we zitten wachten. Helaas geen noemenswaardige acts in het voorprogramma. Het begon steeds donkerder te worden. Totdat het ineens keihard begon te regenen en de Stones opkwamen met het nummer Not Fade Away. ‘Well I’m gonna tell how it’s gonna be…..’ schalden de eerste woorden van Mick Jagger over het terrein met zeker zo’n 60 000 fans. Daar stonden de mannen in de stromende regen, nu met een lange jas aan en een hoed op. Binnen no time waren we drijfnat maar we merkten het niet. Ook hier viel alle moeheid van je af en hier ook weer helemaal losgegaan.

De terugweg eindigde, met honderden anderen, op het station Wolfsburg. Toen we er arriveerden, was de laatste trein weg en er kwam geen andere. Dus restte ons niets dan op het station overnachten en de eerste trein, van zes uur, te pakken terug naar huis, toen was dat in Dessau.
Dus beide concerten van de Stones lang gewacht voordat het begon en slecht geslapen op een station na afloop. Maar beide concerten waren onvergetelijk, ik had het voor geen goud willen missen.

Het boek van Eddy de Wind –Eindstation Auschwitz – Mijn verhaal vanuit het kamp (1943-1945) is een absolute aanrader. Het verhaal is een ooggetuige verslag vanuit het concentratiekamp Auschwitz en moet verplichte kost worden bij de geschiedenislessen op school. De Joodse arts Eddy de Wind ging in 1943 als vrijwilliger werken in het doorvoerkamp Westerbork, waar hij de jonge joodse verpleegster Friedel ontmoette, die uit Duitsland naar Nederland was gevlucht. Ze werken verliefd en trouwden in het kamp. In 1943 werden ze gezamenlijk per goederentrein naar Auschwitz getransporteerd. Daar scheidden hun wegen zich: Eddy kwam terecht in barak 9, Friedel in 10, de barak waar medische experimenten werden uitgevoerd.

De beschrijving is somber, gedetailleerd en wat me het meeste verbaasde, totaal zonder zelfbeklag. Hij maakt er, in de donkerste tijd van de geschiedenis en op dat moment op de rottigste plek op aarde, het beste van.
Een citaat waarin hij de kommando’s beschrijft, de werkgroepen zoals ‘Bauhofkammando’, die stenen moesten sjouwen en het ‘Kesselkommando’, die de waterige soep moest verdelen;
‘Als je elk van de factoren afzonderlijk nam, was er in zo’n commando wel te leven geweest. Het werk was zwaar, maar op zichzelf uit te houden. De slagen waren kwetsend, maar je werd niet doodgeslagen. Het brood en de soep was weinig, maar je had er een lui leventje op vol kunnen houden. Maar de combinatie van al die factoren: zoveel werk en slaag bij zo weinig eten, was ondraaglijk. En dan het ergste: gebrek aan rust. Werk, appѐl, controles, eten halen en als je eindelijk in een bont gezelschap van acht man uit heel Europa in een kooi lag, de vergeefse strijd tegen luizen en vlooien.’
Onthutsend, adembenemend en beschamend, wat zich in het kamp afspeelde. Een zwarte bladzijde uit de geschiedenis.

En dan lees ik in de krant dat gisterenmorgen, om 9 uur, weer een aanslag gepleegd is op het HaCarmel Joodse restaurant aan de Amstelveense weg. Voor de 5e keer in twee jaar tijd wordt het restaurant, een van de laatste Joodse restaurants van Amsterdam, aangevallen. Gisteren, 75 jaar geleden nadat de tweede wereldoorlog tot een eind kwam, bleek alweer dat de Jodenhaat weer springlevend is in Amsterdam.

AMSTERDAM – Opnieuw is het Joodse restaurant HaCarmel in Amsterdam aangevallen. De eigenaren zijn inmiddels de tel kwijt. De politie meldt vrijdagmiddag dat de verdachte de 31-jarige Palestijns-Syrische vluchteling Saleh A. is. Hij werd in juli 2018 door de rechter veroordeeld wegens vernieling van ruiten en diefstal van een vlag in hetzelfde restaurant. Dat gebeurde in december 2017.

Bedoelde de Koning met ‘niet wegkijken’ en ‘niet normaal gaan vinden’ ook dat we de aanvallen op Joden in het Europa van nu niet meer moeten bagatelliseren? Dat gebeurde namelijk wel, de dader die hernieuwd toe heeft geslagen, kwam er de vorige keer met 6 weken gevangenis en een gebiedsverbod van af. Het gebeurde werd niet als ‘terroristische daad’ beschouwd.
Wat is dat toch met die softe straffen in Nederland? Ze maken stinkende wonden.
Hoe lang nog?